In dit onderzoek willen de onderzoekers beter inzicht krijgen in de energiebehoefte van mensen met myotone dystrofie om zo gerichte voedingsadviezen te kunnen geven.
Achtergrond van het onderzoek
Recent onderzoek van het team in Maastricht lijkt aan te tonen dat mensen met myotone dystrofie een sterk verlaagde energiebehoefte hebben. Verschillende factoren spelen hier mogelijk een rol bij, zoals de stofwisseling, het activiteitenniveau en de spiermassa. Veel mensen met myotone dystrofie hebben vragen over de rol van voeding. Bijvoorbeeld of eiwitrijke voeding kan helpen om het verlies aan spiermassa tegen te gaan. Er is echter nog te weinig bekend over de energiebehoefte van mensen met myotone dystrofie om hier goede adviezen over te geven.
Doel van het onderzoek
Het doel van dit onderzoek is de exacte energiebehoefte van mensen met myotone dystrofie in kaart te brengen. Aan het onderzoek zullen 15 mensen met myotone dystrofie en 15 controlepersonen meedoen. Met verschillende technieken zullen de onderzoekers de energiebehoefte van mensen met myotone dystrofie, in rust en in inspanning, vergelijken met die van de controlepersonen. Hierbij houden ze rekening met de spiermassa van de deelnemers. Met de resultaten van dit onderzoek kunnen gerichte voedingsadviezen ontwikkeld worden voor mensen met myotone dystrofie. In een vervolgonderzoek kan vervolgens met behulp van deze gegevens een gerichte interventie worden gestart.
Eindresultaten
Van de benodigde 15 mensen met myotone dystrofie en 15 controlepersonen is de exacte energiebehoefte in kaart gebracht. Uit de verzamelde gegevens blijkt dat er een duidelijk verschil is in lichaamssamenstelling tussen deze twee groepen, waarbij de mensen met myotone dystrofie een hoger vetpercentage hadden. De onderzoekers vonden geen verschil tussen de twee groepen in de hoeveelheid gebruikte energie in rust. Bij het meten van de hoeveelheid gebruikte energie in de thuissituatie vonden de onderzoeker een duidelijk verschil. De mensen met myotone dystrofie gebruikten 23% minder energie en bleek dat zij ook een stuk minder lichamelijke activiteit ondernamen. Overgewicht en veranderingen in de lichaamssamenstelling (toename van vetpercentage) bij mensen met myotone dystrofie lijkt dus het gevolg te zijn van een minder actieve levensstijl. Om deze reden moet er meer aandacht worden besteed aan een actieve levensstijl voor mensen met myotone dystrofie. Toekomstig onderzoek zal moeten uitwijzen welke soort training het best geschikt is.