Onderzoeker Annet van Royen-Kerkhof benoemd tot hoogleraar
Onderzoeker Annet van Royen-Kerkhof is op 15 juni 2023 benoemd tot hoogleraar Interdisciplinair onderwijs in…
Onderzoekers in Utrecht hebben twee nieuwe biomarkers voor juveniele dermatomyositis ontdekt. Hiermee kan de ziekteactiviteit gemeten worden en kan de behandeling beter worden aangepast op het individu. Help jij mee meer belangrijk onderzoek mogelijk te maken? Doneer dan nu!
Juveniele dermatomyositis is een vorm van dermatomyositis die voorkomt bij kinderen tot zestien jaar. Bij deze spierziekte raken de kleine bloedvaatjes in de huid en spieren ontstoken. Deze ontstekingen worden veroorzaakt door een verkeerde reactie van het eigen afweersysteem. De behandeling van juveniele dermatomyositis bestaat uit afweeronderdrukkende medicijnen, zoals prednison, een middel wat veel bijwerkingen kan geven. Omdat er geen goede bloedtesten zijn voor het meten van de spierontsteking, worden alle kinderen twee jaar lang behandeld. Een betrouwbare bloedtest die de ziekteactiviteit weergeeft, kan een meer geïndividualiseerde behandeling mogelijk maken.
In dit onderzoek, dat werd gefinancierd door het Prinses Beatrix Spierfonds, werden drie veelbelovende eiwitten onderzocht die in verhoogde mate voorkomen in het bloed van patiënten met juveniele dermatomyositis. Twee hiervan (galectine-9 en CXCL10) bleken een goede afspiegeling te geven van de ziekteactiviteit. Deze eiwitten gaven zelfs een beter beeld van de ziekteactiviteit dan de tot nu toe gebruikte laboratoriumwaarde. Deze twee eiwitten zijn volgens de onderzoekers betrouwbare indicatoren, biomarkers, voor de ziekteactiviteit bij juveniele dermatomyositis en kunnen gebruikt worden als leidraad voor de behandeling.
In het UMC Utrecht is het meten van beide eiwitten inmiddels opgenomen in de standaardzorg voor patiënten met juveniele dermatomyositis. Het komende jaar zal dit worden uitgebreid naar de rest van Nederland.
Het onderzoek naar juveniele dermatomyositis werd uitgevoerd in het UMC Utrecht onder leiding van dr. Annet van Royen-Kerkhof en dr. Femke van Wijk.