We weten allemaal hoe vervelend een verkoudheid is. Razendsnel verspreidt het verkoudheidsvirus zich door ons lichaam en dringt het de cellen binnen. Daar laat het zijn eigen genetische materiaal los. Van die eigenschap maken wetenschappers goed gebruik. Dat vraagt om een bijzonder staaltje omdenken. Wij spraken dr. Manuel Gonçalves die virussen gebruikt om een therapie voor de ziekte van Duchenne te ontwikkelen.
Vervoermiddel naar herstel
“Bij de ziekte van Duchenne wordt het eiwit dystrofine niet aangemaakt omdat er een fout zit in de genetische code, in het DNA”, legt Manuel uit. “Wij onderzoeken manieren om dat genetische probleem aan te pakken. Maar wat we bij alle experimenten nodig hebben is een medicijnpostbode om de cel in te komen. Wij gebruiken daarvoor een virale vector, een aangepast virus. En dat is eigenlijk iets heel bijzonders.”
“Neem bijvoorbeeld het HIV-virus, een verschrikkelijke ziekteverwekker. We kunnen de gevaarlijke onderdelen eruit halen en er genetisch materiaal voor in de plaats zetten waar je niet ziek maar juist beter van wordt. We maken gebruik van de natuurlijke eigenschappen die zo’n virus in miljoenen jaren heeft ontwikkeld, om iets heel anders de cel in te smokkelen. Deze techniek wordt inmiddels in heel veel ziekenhuizen toegepast en dus ook voor ons onderzoek.”
Te groot gen
“We hebben zeker nog wat hobbels te nemen voordat we de ziekte van Duchenne kunnen behandelen. Om meer dystrofine aan te laten maken, willen we een gezond dystrofine-gen de cel in krijgen. Nu hebben we de pech dat dit het grootste gen in ons DNA is, het bestaat uit 2,4 miljoen stukjes, die we basenparen noemen. In de virale vector die de meeste onderzoekers nu gebruiken passen maar 4.700 stukjes. Daarom onderzoeken we twee mogelijkheden. Ten eerste: kunnen we het gen laten krimpen, zodat het er wel in kan? En ten tweede: kunnen we een postbode vinden met een grotere tas, een virale vector waar meer in past?”
“Om te beginnen met het krimpen, is men al een aardig eind op weg. Niet al het materiaal in het gen is nodig om te zorgen dat de cel weer dystrofine gaat produceren. Door al het overbodige weg te knippen, kunnen we het gen terugbrengen van 2,4 miljoen naar 11.100 stukjes. Veel kleiner dus, maar nog steeds te groot.
Groot genoeg en veilig
“Tegelijkertijd onderzoekt onze groep of we een grotere virale vector kunnen gebruiken. Die bestaan wel, maar ze zitten in een heel andere familie van virussen. Ze werken anders en hebben nog meer onderzoek nodig. We proberen er één te vinden die groot genoeg én veilig is. Dat zou geweldig zijn, want dan kunnen we er niet alleen het gezonde stukje DNA in stoppen, maar ook genetisch gereedschap waarmee we het foute gen uit het DNA halen en het nieuwe stukje er precies op de goede plek tussen zetten, terwijl daaromheen niet eens een litteken ontstaat. Naadloos, alsof het nooit anders is geweest. We weten dat het moet kunnen, dus het gaat ons lukken.”
De stip op de horizon is duidelijk. “Mensen met de ziekte van Duchenne verdienen een therapie. Ondanks de talrijke uitdagingen die voor ons liggen, is het doen van onderzoek naar een mogelijke therapie voor een ongeneeslijke ziekte als Duchenne enorm motiverend!”